woensdag 1 juni 2016

Ute Engelhardt met Het Sluwe Vosje in Frankfurt (****)

Sebastian Geyer (Harasta) en Louise Alder (Spitsoortje) © Barbara Aumüller
DE TUIN DER LUSTEN

Leos Janacek was een militant verdediger van de Slavische cultuur. Het keurslijf van de Duitse cultuur, opgedrongen door de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, ervaart hij als een bezetting. Lang voor Bela Bartok dweilt hij het land af, samen met een bevriende ethnomusicoloog, om van dorp tot dorp en van deur tot deur, het songbook van de populaire Moravische liederen op te tekenen. Daarmee legt hij de basis van zijn authenticiteit als nationalistisch kunstenaar.

Met het ontstaan van de Tsjechische Republiek aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, gaat voor Janacek niets minder dan een droom in vervulling. Hij schrijft Het Sluwe Vosje in volle patriottische euforie en weet zich in zijn privé-leven en als kunstenaar bevleugeld door de adoratie voor zijn 37 jaar jongere muze Kamilla Stösslova.

In 1921, een jaar voor hij ernstig begint te schrijven aan Het Sluwe Vosje, maakt hij een gedetailleerde en zeer individuele analyse van La Mer, en later datzelfde jaar woont hij de Praagse première bij van Pelléas et Mélisande. De invloed van Debussy is dan ook merkbaar in de orkestratie van het Sluwe Vosje : het is één van Janaceks meest heldere en magische operapartituren. Janacek is in die tijd ook regelmatig te vinden in het park met een notaboekje in de aanslag om het getwitter van mussen, vinken en merels op te tekenen, lang voor Olivier Messiaen hetzelfde zou doen.

"Ik heb Spitsoortje geschreven voor het woud en voor de droefheid van mijn late jaren" schrijft Janacek aan zijn muze. Dat woud is het magische kader waar mens en dier de liefde beleven. De muziek die Janacek voor zijn vrolijk-melancholische dierenfabel bedacht, luistert naar die natuur. Ze zit vol ongeduld en spreekt van seksueel verlangen. Het animale in de natuur werkt erotisch prikkelend voor de mensen (een boswachter, een schoolmeester, een pastoor, een stroper). Allen zijn ze in de ban van de wilde en onweerstaanbare, maar afwezige zigeunerin Terynka.

Ute M. Engelhardt brengt die erotische lading van het stuk helemaal aan de oppervlakte. Het vosje is een vlotte tiener en met haar halfrosse pruik ook een beetje punk. Ze luistert naar de geluiden van het woud doorheen een koptelefoon. Eén van haar vossestreken is haar beeltenis als graffiti aan te brengen op de muur. Met de portemonnee van de boswachter wil ze aan de haal maar krijgt een touw om haar nek en verliest zo haar vrijheid. Ze brengt de boswachter al snel in de ban van opflakkerende erotische gevoelens die hij door zijn burgerlijke levenswandel vergeten waande. Ze is ook streetwise genoeg om zich lichamelijk aan te bieden en gunsten te bekomen van de boswachter. Die weet niet meteen hoever hij hierin kan gaan, blikt met ontzetting in zichzelf en brengt daarmee zijn echtgenote van streek. In dit autobiografisch tafereel lijkt de boswachter erg goed op de componist en Simon Neal speelt dat erg geloofwaardig.

Een woud is nergens te bespeuren, alleen het beton van een woonblok dat zich via een draaitoneel van twee kanten kan laten zien. De natuur is volop aanwezig in Janaceks broeierige partituur en ze lijkt een verdubbeling op de scène helemaal niet te behoeven. Alleen in het derde bedrijf zien we een stapel doorgezaagde boomstammen. Harasta's cirkelzaag ligt ernaast. Het hout kan je bijna rieken.

Het mimetisch nabootsen van dieren heeft Engelhardt tot een minimum beperkt. Een Moravische fabeltjeskrant is het niet geworden. Enkel de hennen zijn als dusdanig herkenbaar in de bonte scène waarin ze zich door het Vosje laten onderrichten in het feminisme.

Het verdrijven van De Das krijgen we niet te zien. In de plaats daarvan zoomt de regisseur in op de sexuele frustraties van de pastoor wiens geest in beslag wordt genomen door billen en boezems in maxi formaat. De schoolmeester houdt zijn rit naar huis op een fiets in het ijle, twee meter boven de grond. Zijn Terynka-hallucinaties vinden hun weg naar een projectiescherm.

Het Vosje vindt tenslotte haar Vos en beide ontdekken tegelijkertijd de eerste verliefdheid. Het huwelijksfeest culmineert in een aardige choreografie. Het is een vruchtbaar huwelijk want het is een heel kinderkoor dat even later deelneemt aan het charmante ballet van de Vossenjongen.

Hebben alle mannen in het stuk last van opspelende hormonen, de stroper Harasta neemt ze allen te grazen. Hij trouwt niet alleen met Terynka, hij doet ook nog een nummertje met het leuke vrouwtje van de herbergier Pasek. Je kan maar best een stroper zijn in het leven.

Engelhardt laat de boswachter de geweldige slotscène spelen in de gietende regen. Als idee is het grandioos maar ook iets te eentonig. Het is met deze hymne aan de natuur en aan het leven dat Janacek zich heeft laten begraven op 15 augustus 1928. Dat gebeurde op zijn nadrukkelijke wens. Grote klasse!

Simon Neal is een bariton met een mooie diepte, soms nauwelijks te onderscheiden van een basbariton. De stem bezit een mooi timbre en een aardige projectie. Neal wordt volgend seizoen de Hollander in Rijsel en de Wotan in Düsseldorf. Voor beide rollen acht ik hem net een maatje te klein maar hij weet met een grote natuurlijkheid te bewegen op de scène en zijn persoonlijkheid in te zetten d.w.z. hij weet intelligent te fraseren. Daarmee zou hij één en ander kunnen compenseren.

Elisabeth Reiter en Jenny Carlstedt als het vossenpaar beschikken allebei over heldere stemmen. Reiter was gepast ondeugend in haar erotisch spel met de boswachter, Carlstedt ontwapenend in haar jongensachtige verleidingspogingen van het Vosje.

Johannes Debus brengt Janaceks muziek volkomen tot leven, meestal met een helderheid en een zin voor detail alsof het Stravinsky betrof. Vooral de dwarsfluiten en piccolo's verdrongen zich in het klankbeeld. Toch vond ik het orkest soms een tikkeltje te romantisch klinken. Lag het aan de partituur? Van een kritische versie is mij niets bekend. Die is wellicht ook niet nodig. Zo schrijft de gezaghebbende musicoloog Jiri Zahradka in het programmaboek dat Janacek intensief meewerkte aan de orkestrepetities in Brno, daarbij vele dynamische wijzingen aanbracht en samen met Frantisek Neumann de finale versie autoriseerde die haar weg vond naar Universal.

Geen opmerkingen: